E-nummers: wat zit er in mijn eten?

De meeste industriële voedingsmiddelen bevatten toegevoegde stoffen, de zogeheten additieven of E-nummers. Het zijn producten die het fabricageproces van het voedingsmiddel vereenvoudigen of het uitzicht, de smaak of de voedingswaarde ervan verbeteren. Het huidige gebruik van additieven in voedingsmiddelen levert in het algemeen geen risico voor de gezondheid. Wie de inname van additieven toch wil beperken, kiest best voor zoveel mogelijk onbewerkte producten.

Wat zijn additieven of E-nummers?

Elk voedingsmiddel bevat van nature enkele duizenden bestanddelen. Het gaat zowel om stoffen die essentieel zijn voor onze gezondheid - zoals vitaminen, mineralen, eiwitten, suikers en vetten - als om stoffen die geen echte voedingswaarde hebben, zoals natuurlijke kleurstoffen, gommen, harsen, enz.

Deze stoffen zijn bedoeld om het eindproduct aantrekkelijker te maken, een mooiere kleur te geven, om de bewaarduur te verlengen, enz. Dit zijn de additieven. Soms kan een voedingsmiddel ook nog bepaalde ongewenste stoffen bevatten, bijvoorbeeld resten van bestrijdingsmiddelen. In dat geval spreekt men van contaminanten.

Additieven worden gerangschikt per groep volgens de functie die zij vervullen en hebben allemaal een code (E-nummer) die van kracht is in alle landen van de Europese Unie. Stoffen met een E-nummer zijn goedgekeurd en veilig bevonden door de EU.

Richtlijnen voor E-nummers

Het gebruik van additieven is wettelijk geregeld. In principe mogen alleen additieven worden toegevoegd die onschadelijk zijn voor de gezondheid of in hoeveelheden waarvan wordt aangenomen dat ze onschadelijk zijn. En anderzijds mogen ze alleen gebruikt worden wanneer ze technisch onontbeerlijk zijn bij gebrek aan andere oplossingen. Ze mogen niet worden aangewend om kwaliteitsgebreken te verdoezelen of de consument te misleiden over de precieze samenstelling van een productie (bv. een gele kleurstof om het gebrek aan eieren te verdoezelen).

Ten tweede mogen alleen additieven worden gebruikt die voorkomen op een zogeheten positieve lijst, enkel voor de daarin vermelde eetwaren en hoogstens de opgegeven maximumdoses. Al die toegelaten additieven hebben een codenummer dat in heel Europa geldt en dat is samengesteld uit de letter E (van Europa) gevolgd door 3 cijfers.

Soorten E-nummers

Concreet gaat het om volgende groepen:

  • Kleurstoffen (E100 tot E199). Het gaat hier zowel om synthetische als om natuurlijke kleurstoffen. Dit laatste betekent niet noodzakelijk dat ze van nature in het product voorkomen, wel dat ze afkomstig zijn van natuurlijke producten zoals bv. bietenrood (E162) of carotenoïden (E160).

  • Bewaarmiddelen (E200 tot E299). Dit zijn stoffen die de ontwikkeling van bacteriën, schimmels, enz. in vlees, kaas, wijn, enz. afremmen.

  • Anti-oxydantia (E300 tot E399) worden gebruikt om voedselbederf door contact met lucht te vertragen. Het meest gebruikt product is ascorbinezuur of vitamine C (E300 tot E302).

  • Emulgeer-, bind- en geleermiddelen (E400 tot E499) dienen om het product stevigheid te verlenen of te behouden.

  • Smaakversterkers (E620 tot E640) zijn bedoeld om de smaak te versterken of te wijzigen. Het bekendste voorbeeld zijn de glutamaten, bekend van het zg. Chinees restaurantsyndroom (een op een allergie gelijkende reactie die het eerst werd vastgesteld na het eten van Chinese gerechten).

  • Zoetstoffen (E420, E421, E950 tot E960). Het gaat hier om kunstmatige zoetstoffen die suiker vervangen in sommige light-producten.

De levensmiddelenfabrikant heeft de keuze om op de verpakking van een voedingsmiddel de generische naam van het additief te vermelden (bv. de kleurstof amarant of de zoetstof saccharine), dan wel het E-nummer. Op sommige producten, zoals bv. wijn, moet de aanwezigheid van additieven niet worden vermeld.

Veiligheid E-nummers

Alvorens een additief wordt toegestaan, wordt de stof onderworpen aan een uitgebreide serie tests waarbij wordt gepeild naar de mogelijke gezondheidsrisico's. Na het doorlopen van deze tests stelt men een "No Observed Effect Level" of NOEL vast. Dit is de hoogst mogelijke dosis van een stof die aan proefdieren kan worden toegediend zonder dat enig nadelig effect wordt waargenomen.

Om tot een voor de mens maximaal aanvaardbare dagelijkse dosis te komen (de ADI of Acceptable Daily Intake) deelt men deze NOEL-waarde meestal door 100. Een voorbeeld: wanneer een proefkonijn bv. tot 100 mg per kg lichaamsgewicht per dag van een stof kan innemen zonder hiervan enig nadelig effect te ondervinden, wordt voor de mens een dagelijkse dosis van slechts 1 mg per kg lichaamsgewicht toegestaan (= veiligheidsfactor 100).

In gevallen waarbij een minder strenge veiligheidsfactor wordt gebruikt, zijn er duidelijke redenen om aan te nemen dat de risico's voor de mens uitgesproken klein zijn.

Maximumconcentraties

Omdat de ADI een weinig handig instrument is - hoe kan de consument weten of hij op één dag de ADI al dan niet overschreden heeft? - wordt gewerkt met maximumconcentraties van additieven in bepaalde soorten van levensmiddelen of groepen van levensmiddelen. De maximum toegelaten hoeveelheid additief wordt zo bepaald dat wie een normaal voedingspatroon in acht neemt, de maximale dosis nooit zal overschrijden.

Dit betekent dat voor een voedingsmiddel dat in grote hoeveelheden wordt gegeten (bv. brood) de toegestane dosis van een bepaald additief veel kleiner is dan voor een voedingsmiddel waarvan maar weinig wordt gegeten (bv. kaviaar). In de praktijk komt het erop neer dat iemand bijna dagelijks onmenselijke porties van één bepaald voedingsmiddel moet verorberen, om de maximale dosis van een bepaald additief te overschrijden.

Als uit nieuwe toxicologische studies blijkt dat een additief minder onschadelijk is dan tot dan toe werd aangenomen, wordt het additief hetzij afgevoerd van de positieve lijst, of wordt de ADI verlaagd, wat gevolgen heeft voor de maximaal toegelaten concentratie in de levensmiddelen.

Ongewenste effecten

Door al deze veiligheidsmaatregelen is de kans op schadelijke effecten van additieven zeer klein, al kunnen ze nooit helemaal worden uitgesloten. Wel moeten de gebruikte additieven (meestal) op het etiket worden vermeld, zodat mensen met een uitgesproken allergie of overgevoeligheid voor een specifieke stof het gebruik hiervan kunnen vermijden.

Overgevoeligheids- en allergische reacties blijken in de meeste gevallen geen reacties te zijn op een of ander additief, maar wel op een natuurlijk bestanddeel van het voedingsproduct, zoals melkeiwit, soja-eiwit, enz.



Bronnen:
https://www.belgium.be
https://www.gezondleven.be

auteur: Sara Claessens, gezondheidsjournalist

Vorige
Vorige

Psoas spier: 5 tips van een therapeut om de ‘spier van je ziel’ te ontladen

Volgende
Volgende

Je lymfestelsel & (chronische) ziekten